Directeur zijn betekent eenzaam durven zijn

Het was 17.00 uur ergens in november 2008 en alle mensen van mijn bedrijf bleven hangen en leken te wachten op elkaar. Plots stonden ze op, luid kletsend en lachend om samen een gezellig avondje te gaan karten. Met verbijstering zag ik hoe ze mijn compagnon en mij negeerden, mijn blik ontweken en met z’n allen weggingen. Mijn compagnon en ik waren niet uitgenodigd om mee te gaan. Degene die het had georganiseerd beschouwde ik als één van mijn beste vrienden! Beteuterd keek ik mijn compagnon aan. De pijn die ik toen voelde dat ik er niet bij hoorde en niet één van hen was, heb ik zelden zo diep en hard gevoeld. Dit artikel (1) is een bewerking van mijn paper die ik in het derde jaar (2014) van de Zijnstraining heb geschreven. In dit artikel beschrijf ik hoe ik mijn eenzaamheid begrijp in de context van mijn rol als directeur(2) van mijn bedrijf.

Ik heb tegen mijn personeel niets durven zeggen over wat het met mij deed, omdat ik bang was dat wanneer ik mijn verdriet zou delen dit mijn gezag zou aantasten. Ik was te trots om toe te geven dat ik er heel graag door hen, juist door hen, welkom wilde zijn in hun midden. Wel probeerde ik via allerlei manipulatieve manieren erachter te komen waarom ik er niet bij mocht zijn. De eenzaamheid die ervoer kon ik toen amper dragen en ik ben er dan ook maanden depressief van geweest en heb zelfs met de gedachte gelopen om met mijn bedrijf te stoppen. Gevoelens van woede, haat, boosheid en vernedering en rancune zijn allemaal de revue gepasseerd.

Mijn rol van directeur heb ik daarop lange tijd niet gewild. Zeker toen de consequenties ervan voor mij expliciet duidelijk werden. Uiteindelijk heeft mijn eenzaamheid enkele mensen hun baan gekost, mijn vrouw en kinderen de aandacht ontnomen die ze nodig hadden en mij vervreemd van mijn echte vrienden. Maar diezelfde eenzaamheid was ook de drijvende energie om een bedrijf neer te zetten met liefde voor haar werknemers en die voor haar werknemers gaat, waar iedereen mag zijn wie hij of zij is en waar mensen zich over het algemeen heel welkom voelen en waar echt vreselijk veel gelachen werd.

“Je kunt geen vrienden van je personeel zijn en je zult nooit bij ze horen.”

Mijn vader

Symbiose

Ik werd drie weken te vroeg geboren op 1 februari 1973. In die tijd was het gebruikelijk om te vroeg geboren kinderen meteen in de couveuse te leggen. Mijn moeder heeft mij slechts een uur vast mogen houden, waarna ik naar de couveuse werd gebracht. In de drie weken daarna mocht ze mij niet vasthouden en mij alleen van achter een raam bekijken.

Tijdens een vaardigheidstraining vertelde de trainer dat in de Tweede Wereldoorlog in Rusland baby’s als ratten stierven, niet omdat ze geen eten kregen, maar omdat ze geen aandacht kregen en te weinig aangeraakt werden. Nu was ik geen Russische baby, maar dit verhaal hielp mij wel mijn eigen context beter te begrijpen.

Wanneer je op de wereld komt, ben je helemaal hulpeloos en afhankelijk. Je hebt geen besef van jezelf of je moeder. Je moeder is je grond en daar ben je je niet eens bewust van. Er is nog geen besef van twee-heid. Als kind creëren we die emotionele grond – een bedding – voor onszelf omdat wij een context nodig hebben voor ons functioneren in de wereld. Dit doen we instinctief en, zoals al gezegd, onbewust. Daar waar deze bedding verstoord is geraakt zoeken we voortdurend bedding in iemand of iets. Dit gebeurt volledig onbewust en reflexmatig en kan dan ook niet goed gementaliseerd worden. Het ontwricht zo permanent het gevoel van veiligheid met als gevolg dat we ons vastklampen aan mensen, objecten, situaties, bezit, etcetera in een poging de veiligheid te vinden die we op dieper niveau al lang verloren hebben.

Ik durf wel te stellen, dat ik van mijn bedrijf en vooral van de mensen die er werkten een soort ‘bedding’ probeerde te maken. Doordat ik in control was kon ik mijn sfeer neerzetten. Er zijn jaren geweest dat ik niet vrij nam, om maar bij mijn mensen te zijn. Daar kon ik ontspannen, want ‘ze’ waren er altijd voor me. Dat ik mijn bedding op de zaak probeerde te creëren, werd pas duidelijk toen mijn oudste zoon (toen 15) bij me kwam werken. Het eerste wat hij zei toen we thuis waren was: “Pap, op de zaak ben je veel leuker en relaxter dan thuis.” Toen besefte ik dat ik mij daar kennelijk beter kon ontspannen dan thuis en voor hem daarom leuker en relaxter was.

 

“Je moeder is je grond en daar ben je je niet eens bewust van.”

Hans knibbe

De ik-kramp

Het kind is volkomen afhankelijk van zijn omgeving. Om een stabiel zelfbeeld op te kunnen bouwen en je als kind te kunnen hechten, moet je een herkenbaar beeld hebben van moeder. Dat beeld heb je als kind nodig om je veilig genoeg te weten om de wereld te gaan verkennen. Het kind projecteert zijn moeder en de relatie die hij met haar heeft op de wereld. Wanneer het kind zich niet ontmoet voelt, is dit voor het kind onverdraaglijk. Het beschermt zich reflexmatig door een permanente contractie. Deze terugtrekkende beweging wijst zowel naar de differentiatie van de omgeving als naar de verbinding met onze omgeving waar we afhankelijk van zijn. Deze beweging noemen we de ik-kramp. Deze wordt onze kunstmatige grondtoon, een onafhankelijke autonome ‘ik’. Deze ‘ik’ heeft een eigen plattegrond gevormd over hoe de wereld in elkaar zit en hoe de relatie met die wereld (moeder) eruit ziet. Deze grondtoon wordt het vertrekpunt van onze oriëntatie op de wereld.

Tijdens mijn training en (eigen) persoonlijke begeleiding ontdekte ik dat ik eigenlijk vanaf heel vroeg in mijn leven al een grondtoon ervaar van geen verbinding voelen en van er niet bij horen. De frequentie ervan resoneerde uiteindelijk door in bijna alle aspecten van mijn leven: in alles wat ik voel, denk, doe en ervaar. Directeur zijn betekende voor mij dat die grondtoon volledig in het licht kwam te staan en ik als reactie daarop wanhopige pogingen waagde om van het gevoel van ‘geen contact’ vandaan te blijven.

Het strategisch en teruggetrokken zelf

Daar waar het kind niet ontmoet is en contactloosheid heeft ervaren ontstaat er een splitsing in een strategisch en teruggetrokken zelf. Deze splitsing is een poging om het veilige beeld van moeder (en later de wereld) in stand te houden door de contactloosheid te ontkennen. Het strategisch zelf gaat aan de slag om alsnog de liefde te krijgen die het nooit gehad heeft. Kortom het wil de contactloosheid ongedaan maken. Voor het kind is het namelijk heel bedreigend om geen verbinding te ervaren. Het teruggetrokken zelf duikt tegelijkertijd onder, weg van de pijn van de ervaring van contactloosheid. De gevoeligheid en levendigheid vertraagt, bevriest als het ware. Ook het ‘weten’ dat moeder ‘afwezig’ was bevriest en wordt ‘vergeten’. Mijn eerste strategie om het verlies aan verbinding tegen te gaan ontdekte ik op mijn vierde: snoepjes geven. Voor mijn vriendinnetje had ik altijd snoepjes (zelf lust ik geen snoep) in mijn broekzak, zodat ze mij niet zou verlaten voor haar buurjongetje, die een paar deuren verder woonde en haar met dropjes probeerde te verleiden om met hem te spelen in plaats van met mij. Snoepjes geven bleek een zeer succesvolle methode die mij veel dagen speelplezier met mijn vriendinnetje heeft opgeleverd. Ook als directeur van mijn bedrijf heb ik deze strategie zeer succesvol toegepast. Snoepjes geven werd: aandacht geven, interesse tonen en vooral het geven van vorstelijke salarisverhogingen, niet benoemen wanneer iemand zijn of haar werk slecht deed en vooral geen opgelegd overwerk. Want dan bleven ze, vonden ze mij aardig en werkten ze hard voor mijn bedrijf. Tegelijkertijd was ik razend dat mensen nooit aanboden om over te werken op de drukste momenten van het jaar. Of erger: zelfs vrij vroegen op momenten dat ze konden weten dat ze niet gemist konden worden. Nog bozer werd ik, wanneer ik medewerkers moest begrenzen, wanneer ze bijvoorbeeld structureel te lang pauze namen. Dat betekende dat ik iets moest zeggen, met het risico dat ik niet meer welkom was in hun midden. Wanneer een medewerker een in mijn ogen klein verzoek weigerde waren de rapen helemaal gaar! Een voorbeeld dat ik mij nog goed kan herinneren was van een jongen die bij mij werkte en weigerde om de vuilnisbakken te legen, omdat dat niet in zijn functieomschrijving stond. Die weigering kwam als een mokerslag binnen. Dat hij het niet voor mij overhad, kon ik niet begrijpen. Na alles wat ik had gegeven, was hij niet bereid om een gebaar richting mij te maken. De riante salarisverhoging werd een normale en uiteindelijk nam hij zelf ontslag en vertrok.

Als mens ben je uiteindelijk onoplosbaar alleen in alles wat je voelt, denkt, ervaart en kiest.

Hans knibbe

Eenzaamheid als herinnering aan Spirit

“Ieder gevoel, iedere gedachte, iedere kramp, kan bevrijd worden tot een Zijnskwaliteit. Wanneer we dan vanuit de bevrijde staat terugblikken op de kramp wordt duidelijk dat de Zijnskwaliteit zich had ‘vertaald’ tot een defensief neurotisch patroon”. (Handboek Zijnsoriëmtatie, Hans Knibbe, 2010, p. 61)

In het gevoel van eenzaamheid zit het verlangen naar contact en verbinding ingevouwen: een diep verlangen om je geliefd en verbonden te voelen met de mensen om je heen. Door present te zijn, precies daar waar je bent, kan dit gevoel zich openvouwen naar de realiteit dat verbinding al gegeven is. En wanneer dit mij niet ‘lukt’ en ik dit niet zie, probeer ik mij te herinneren dat het mijn diepste wens is om contactvol en present in het leven te staan. Eenzaamheid als een herinnering aan Spirit. Deze herinnering helpt mij te zien wat de eenzaamheid is die ik ervaar en helpt mij uiteindelijk herinneren wie ik ten diepste ben.

Directeur zijn betekent dat je je rol moet innemen

In een relatie met anderen neem je altijd een rol in. Daar is in het relationele veld geen ontkomen aan. Je bent altijd een broer, partner, vriend, zoon, vader, moeder, baas, ondergeschikte van iemand. Uiteindelijk kwam ik erachter dat de rol van directeur niet op mij als persoon zit geplakt, maar gekoppeld is aan de relatie die ik met medewerkers of klanten had. Alleen dit besef gaf al ruimte.

In ons dagelijks leven beschouwen we de wereld vanuit verschillende optieken. Een optiek is een wijze van jezelf en de wereld waarnemen. Een optiek is een leefwereld van waaruit wij ons manifesteren op een manier die voor die optiek aan de orde is. In Zijnsoriëntatie onderscheiden we de volgende optieken: symbiotisch, narcistich, deelnemer, rijpe volwassene, existentieel, oorspronkelijke heelheid, spirit en verlicht. Het voert voor dit artikel te ver om alle optieken toe te lichten. Ik beperk me tot de optiek van deelnemer (3).

Wanneer je vanuit de optiek van deelnemer jezelf manifesteert en de wereld ervaart dan neem je je plek in de groep in en houd je je aan de spelregels van de groep. Rollen worden gerespecteerd. Ik ben directeur, jij bent werknemer en jij bent een klant.

Door je rol te herinneren en in te nemen verhoog je je optiek naar het deelnemer (regel/ rol) niveau. Het haalt je uit de symbiotische of narcistische optiek (die van een lagere orde zijn) waar het alleen nog over jou gaat en dat de ander er vooral voor jouw behoefte is. Wanneer je je rol inneemt zie je jezelf, de ander en de groep weer. Het herinnert je ook aan je volwassen vorm in de context van de relatie. Het geeft je steun. Opeens weet je wat er van je verwacht wordt en wat er moet gebeuren.

Het bijzondere aan de rol van directeur vind ik dat, naast de sociale eenzaamheid die de rol met zich meebrengt, je ook wordt teruggeworpen op je existentiële eenzaamheid. Als mens ben je uiteindelijk onoplosbaar alleen in alles wat je voelt, denkt, ervaart en kiest. Uiteindelijk koos ik als directeur welke richting het bedrijf op moest gaan in de hoop dat het de goede richting was. Daarin was en voelde ik mij altijd alleen.

Gaandeweg merkte ik in mijn rol als directeur dat ik helderder werd en het herinneren van mijn rol mijn stuurmanschap versterkte. Paradoxaal genoeg werd door deze houding mijn contact met mijn mensen veel echter en authentieker. Het voelde veel meer als geven in plaats van halen, omdat ik hen niet meer wilde inzetten om mijn eenzaamheid op te lossen.

 

Zijn

Het was dag negen van de zomerretraite 2013. Tijdens het lichaamswerk sprak Hans Knibbe over de doener in ons: “De doener heeft een voornemen. De nature of mind, jouw aard, is zonder enig voornemen. Er is een doener en kijk of je dat projectaspect van de doener kunt herkennen. De doener heeft altijd een project, een script, een doel, een ambitie, maakt er wat van. Als je dat nauwkeurig zou onderzoeken, kun je daar je hele geschiedenis in terug vinden. Misschien krijg je daar al een impressie van. Je beweegt ergens naartoe en ook ergens vanaf. Zo snel gebeurt dat dus. De doener is de hercreatie van je geschiedenis.”

Plotsklaps zag ik hoe ik de hele retraite en eigenlijk mijn hele leven al plannen maakte om te overleven en hoe druk ik het daar mee had. Een enorme angst werd zichtbaar, die ik met honderdduizend ideeën en projecten bedekte: om ergens bij te horen, om iets te voorkomen, om mijn positie te verbeteren, uiteindelijk om niet alleen te zijn.

Onze psyche is een hechtorgaan. Vanuit het derde perspectief (4) van ruimte en openheid bezien is het een bedekker van angst. Vanuit de openheid gezien is er namelijk geen ‘ik’ meer die angst heeft of eenzaamheid ervaart. Vanuit alle macht probeert de psyche zichzelf in stand te houden, in mijn geval in de vorm van het gevoel van eenzaamheid. Eenzaamheid als lender of last resort.

Naarmate ik gewend raak aan loslaten en mezelf durf ‘dood’ te laten gaan, begin ik het ergens ook steeds leuker te vinden om ‘dood’ te gaan. Vooral in de zomerretraite kon ik spontaan genieten van mijn trekchö (5) zinnetje: ‘je bent nergens te vinden.’ En als ik nergens te vinden ben, dan is eenzaamheid ook nergens te vinden. De psyche is juist ontworpen om de ervaring van datje-nergens-te-vinden-bent (niet bestaat) uit beeld te houden. Het staat gelijk aan doodgaan. Wanneer je echter volledig ontspant in ruimte en toegeeft aan je existentieel alleen zijn, merk je dat alles gemaakt is van ruimte, dat er geen grenzen meer zijn en dat het tijdloos is en dat alles leeg is. Niets staat op zichzelf of is onafhankelijk in zijn bestaan.

Als directeur maakte ik continu plannen. Plannen om de toekomst van het bedrijf veilig te stellen en uiteindelijk natuurlijk om zelf te overleven. Het lukte me steeds beter om deze plannen aan zichzelf te laten en aanwezig te zijn bij hoe het is. Natuurlijk heb je een strategie nodig en doelen om naar toe te werken, maar het is belangrijk om deze ook meteen weer los te laten. Want precies daar ligt de ruimte om adequaat te reageren en de juiste keuzes te maken!

Directeur zijn betekent eenzaam durven zijn en uiteindelijk dus gewoon mens zijn. Als directeur van mijn bedrijf kwam ik dagelijks mijn eigen eenzaamheid tegen. Het werd een vertrouwde metgezel waar ik mij stapje voor stapje mee leerde te verhouden. Door iedere keer mijn neus weer op Zijn te richten en de leegte te zien in de eenzaamheid.

Literatuur

Knibbe, H. Handboek Zijnsoriëntatie, Utrecht, Stichting Zijnsoriëntatie, 2010
Knibbe, H. De Cirkel 36, De ladder van optieken, Utrecht, Stichting Zijnsoriëntatie, 2008
Knibbe, H. Handboek Zijnsoriëntatie Supplement, Supplement 3: Symbiose, Utrecht, Stichting Zijnsoriëntatie, 2010
Knibbe, H. Zie, je bent al vrij!, Melinda Uitgevers bv, 2014
Transcript zomerretraite 2013

Noten

  1. Dit artikel is gepubliceerd in het tijdschrift voor Zijnsoriëntatie: De Cirkel nr 52, Stichting Zijnsoriëntatie, juni 2016
  2. Van 18 januari 2001 t/m 23 maart 2016 was ik directeur en mede-eigenaar van mijn bedrijf Easyflex.
  3. Wie meer wil lezen over de optieken, verwijs ik naar het artikel ‘De ladder van optieken’ van Hans Knibbe in Cirkel 36. Zie ook de literatuurlijst.
  4. Het derde perspectief is een werkwijze waar je voorbij de vormen rust in de openheid van je geest en en waarbij alle splitsingen tussen een ik en een ander met een relatie ertussen niet aanwezig zijn.
  5. De kunst om op ieder moment door de werkelijkheidsillusie van de psyche heen te snijden naar de verlichte aard wordt in Dzogchen trekchö genoemd. Trekchö betekent letterlijk: grondig doorsnijden.
 
 
Ronald van der Lee

Ronald van der Lee

Leraar Zijnsoriëntatie in Breda

Ronald van der Lee (1973) is Leraar Zijnsoriëntatie en oprichter van de Leerruimte Zijnsoriëntatie – Ronald van der Lee,  een leerruimte voor Zijnsoriëntatie in Breda. Hij is een student van Hans Knibbe, de grondlegger van Zijnsoriëntatie, en is permanent in supervisie bij hem aan de School voor Zijnsoriëntatie.

Na zijn studie Informatica heeft hij een aantal softwarebedrijven opgericht en geleid als CEO: Trinc, Easyflex en Flexwrapp. In april 2016 heeft hij besloten om verder als Leraar Zijnsoriëntatie door het leven te gaan en geeft hij sindsdien aan zowel particulieren als organisaties workshops, trainingen en individuele begeleiding in de beoefening van Zijnsoriëntatie als pad van verlichte levenskunst.

Sinds september 2020 werkt hij als padbegeleider aan de School voor Zijnsoriëntatie en vanaf september 2022 is hij één van de leraren van de Zijnstraining. Hij is tevens leraar van Spiritjaar (voor jongvolwassenen) welke hij samen met Esther Hamers heeft ontwikkeld.

Hij is als geregistreerd lid aangesloten bij de Beroepsvereniging Leraren ZijnsorientatieVan september 2018 t/m september 2020 was Ronald bestuurslid van de beroepsvereniging. Vanaf 2020 is hij binnen de beroepsvereniging verantwoordelijk voor de marketingcommunicatie van de cursussen en voor de implementatie van de nieuwe grafische identiteit van Zijnsoriëntatie voor leraren Zijnsoriëntatie in Nederland en België.

 

Meer informatie

Wil je het gepubliceerde artikel in De Cirkel nr. 52 graag in pdf formaat ontvangen? Laat hieronder je gegevens achter. Dan ontvang je per direct het artikel in je mailbox. Eventuele vragen zijn ook van harte welkom. Ik sta je graag te woord.